-
1 du
du1 jij, je, u♦voorbeelden:1 du Dummkopf! • domoor die je bent!jemandem das Du anbieten • iemand voorstellen elkaar te tutoyerenjemanden du nennen • jij en jou tegen iemand zeggenwenn ich du wäre • als ik jou wasauf Du und Du stehen mit jemandem • met iemand op vertrouwelijke voet staanmit jemandem per du sein • elkaar tutoyeren -
2 tutoyer
tutoyer [tuutwaajee]1 tutoyeren ⇒ jijen en jouen, jijjouwen -
3 mit jemandem per du sein
mit jemandem per du seinWörterbuch Deutsch-Niederländisch > mit jemandem per du sein
-
4 per
〈voorzetsel + 4〉♦voorbeelden:per Nachnahme • onder remboursper Schiene • per spoorper du sein • elkaar tutoyerenper sofort • meteen -
5 per du sein
-
6 Brüderschaft
-
7 anbieten
anbieten1 (aan)bieden, presenteren ⇒ ter beschikking stellen♦voorbeelden:1 jemandem seine Dienste, Hilfe anbieten • iemand zijn diensten, hulp aanbieden1 voor de hand liggen, in aanmerking komen ⇒ geschikt zijn♦voorbeelden:der Saal bot sich für das Fest an • de zaal was zeer geschikt voor het feest -
8 antragen
antragen〈 formeel〉♦voorbeelden:1 jemandem seine Dienste, Hilfe antragen • iemand zijn diensten, hulp aanbiedenjemandem das Du antragen • iemand voorstellen elkaar te tutoyeren -
9 jemandem das Du anbieten
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem das Du anbieten
-
10 jemandem das Du antragen
Wörterbuch Deutsch-Niederländisch > jemandem das Du antragen
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский